Hotel & Travel Items Vocabulary

Travel Vocabulary (Reiswoordenschat)

(de) reis
trip / journey
(de) vakantie
holiday / vacation
(het) ticket
ticket
(de) paspoort
passport
(de) koffer
suitcase
(de) rugzak
backpack
(de) bagage
luggage
(het) visum
visa
(het) identiteitsbewijs
ID card
(de) luchthaven
airport
(het) vliegveld
airfield / airport
(het) vliegtuig
airplane
(de) vlucht
flight
(het) hotel
hotel
(het) pension
guesthouse
(de) accommodatie
accommodation
(de) reservering
reservation
(het) verblijf
stay
(de) toerist
tourist (male)
(de) toeriste
tourist (female)
(de) gids
guide
(de) rondleiding
guided tour
(de) plattegrond
city map
(de) kaart
map / ticket
(de) route
route
(het) avontuur
adventure

Travel Verbs (Reiswerkwoorden)

reizen
to travel
boeken
to book (a ticket/hotel)
bezoeken
to visit
ontdekken
to discover
verkennen
to explore
vertrekken
to depart
aankomen
to arrive
instappen
to board / get on
uitstappen
to get off
inchecken
to check in
uitchecken
to check out
inpakken
to pack
uitpakken
to unpack
reserveren
to reserve
overnachten
to stay overnight
kamperen
to camp
vluchten
to flee / to escape
bekijken
to view / to sightsee
ervaren
to experience
genieten
to enjoy
ontspannen
to relax
👉 Take the Quiz Test your Dutch
👉 Download our App
Download on Google Play
Numbers Colors Fruits Vegetables Body